Door een verknalde Citotoets zat er voor Tom Adams maar één ding op: naar het vbo. Het mavo, laat staan de havo, was te hoog gegrepen. Dit najaar promoveert Tom aan de Universiteit van Wageningen op het leren van klassenmanagement op de werkplek.
Tom deed een lerarenopleiding, werkte als geschiedenisleraar, volgde een master in onderwijswetenschappen en is nu docent-onderzoeker aan Fontys Lerarenopleiding. ‘Mijn promotieonderzoek gaat over klassenmanagement, een containerbegrip dat in feite alles omvat wat je als leraar moet doen om leerlingen (en studenten) aan het leren te krijgen’, vertelt hij. Denk aan de manier waarop je voor de klas staat, hoe je verbaal en non-verbaal contact maakt, wat je zegt, hoe je dat doet en wanneer, hoe je les inricht, hoe je je materialen hebt geordend, hoe je je hebt voorbereid op onvoorziene situaties – de preventieve maatregelen – en hoe je optreedt als er te weinig orde is – de reactieve maatregelen. ‘In mijn onderzoek beschrijf ik hoe leraren zich bekwamen in klassenmanagement. Kortom: hoe leren (aanstaande) leraren zelf?’
Kans op burn-out Zonder klassenmanagement loopt leren in de soep, aldus Tom. ‘Zonder goed klassenmanagement zijn lessen minder efficiënt en ben je als docent meer tijd kwijt aan de orde handhaven. Bovendien: als docent riskeer je dan dat je een burn-out oploopt of afhaakt. Dertig procent van de leerkrachten die we opleiden werkt vijf jaar later niet meer in het onderwijs – terwijl we docenten nu juist zo hard nodig hebben.’ Uit Toms onderzoek blijkt dat studenten zich op heel uiteenlopende manieren bekwamen in klassenmanagement. Ze doen dat niet alleen op school maar juist ook in de praktijk, op de school als leerwerkplek. ‘Op het instituut geven we vooral in het begin les in klassenmanagement. Dat wordt gaandeweg de opleiding al snel minder, omdat er dan vooral aandacht is voor de inhoud en de overdracht van kennis. Op het moment dat studenten aan de praktijk beginnen, vinden studenten het lastig om dat te koppelen aan de theoretische kennis die ze eerder hebben geleerd. Ze worstelen dan met klassenmanagement. Misschien moeten we de aandacht voor klassenmanagement wat meer over het curriculum uitsmeren.’
Bij de koffie Tom reconstrueerde van 24 studenten hoe hun leerproces van de afrondende stage er uitzag. ‘Ik heb een tijdlijn gemaakt en daarop de momenten gemarkeerd die door de studenten als betekenisvol werden ervaren voor wat betreft hun klassenmanagementleerproces. Je zou verwachten dat de formele momenten, bijvoorbeeld de gesprekken met hun begeleiders, het belangrijkst waren. Dat was echter niet het geval.’ Ze bleken het meeste op te steken van gesprekken op de werkvloer met collega’s, bij de koffie of na schooltijd. ‘Die kennen de context, kennen de klassen, kennen de leerlingen en hebben ervaring. Die feedback bleek heel waardevol en geeft studenten tips en inzichten waar ze direct iets mee kunnen.’
Drie rollen Beginnende docenten hebben volgens Tom behoefte aan drie rollen van anderen in hun leerproces op de leerwerkplek: een coach, een rolmodel of een expert. ‘Een coach gaat met je in gesprek over je ervaringen en wat je daarbij voelt, een rolmodel heeft betrekking op het (voorbeeld)gedrag van de leraar en een expert kan je helpen als je specifiek over een bepaald onderwerp meer wilt weten en kan je bijvoorbeeld doorverwijzen naar specifieke literatuur.’ Op grond van wat hij vond stelde Tom vier profielen op van studenten en de manier waarop zij zich bekwamen in klassenmanagement: kennisgericht, inspiratiegericht, feedbackgericht en praktijkgericht. ‘Ongeveer de helft van de vierdejaars studenten is kennisgericht. Ze zijn redelijk zelfverzekerd, ze hebben al wat ervaring opgedaan en ze weten welke kennis en vaardigheden ze al hebben en wat ze nog moeten leren. Een praktijkgerichte student leert juist meer door te doen. ‘We kunnen deze profielen gebruiken om onze studenten te ondersteunen op de manier van hun voorkeur.’
Zelf is Tom verbaasd over de uitkomsten van zijn onderzoek. ‘Je zou denken dat studenten hun kennis van klassenmanagement opdoen via de formele route: literatuur en colleges. Maar kennelijk is het belang van informele en ongeplande gesprekken met collega’s groter. Toch betrekken we dit waardevolle leren maar weinig in het formele leren, in bijvoorbeeld de samenstelling van portfolio’s, waarin studenten hun bekwaamheid ten aanzien van de leeruitkomsten aantonen. Misschien moeten we dat vaker gaan doen. Ook kunnen we ons afvragen wat dat betekent voor de begeleiding van studenten op de werkplek.’ Wat Adams met betrekking tot zijn onderzoek tot september resteert, zijn punten en komma’s en vragen van zijn promotiebegeleiders beantwoorden. ‘Ik maak me niet druk, al zal het op de dag zelf wel spannend zijn als ik mijn onderzoek moet verdedigen, in het bijzijn van mijn familie en ook nog eens in het Engels. Maar goed, als je eenmaal zo ver bent gekomen als ik nu, gaat het eigenlijk nooit meer fout.’ Niet gek voor iemand die zijn cito verknalde en startte in het vbo… Meer weten? Stuur dan een mail naar Tom Adams.
Contact
Tom Adams: 'Ik weet precies waar mijn ruimte ligt,'
Er zijn vast Fontyscollega’s die met het vage voornemen rondlopen te promoveren. Wat houdt hen tegen? Fontys juicht het immers toe. Nou, dit: sommige mensen vrezen dat hun promotieonderzoek de nagel aan de doodkist van hun relatie of hun sociale leven zal zijn. Dat het onderzoek gedurende twee jaar een grauwsluier over hun bestaan werpt, waarin hun spaarzame vrije tijd volledig wordt opgesoupeerd door studeren en brononderzoek, schrijven en schrappen. Tom, bijna veertig lentes jong, ziet het anders. ‘Ik heb een vrouw en kinderen van vijf en twee. Zij geven veel structuur aan mijn leven. Ik weet precies waar mijn ruimte ligt, wanneer ik kan werken en wanneer ik er voor mijn gezin kan zijn. Op zondag- en woensdagochtend zwem ik, dat geeft veel rust. En als de kinderen in bed liggen kan ik me met mijn onderzoek bezighouden. Overigens heb ik ook een NWO-promotiebeurs gekregen, waardoor ik me twee dagen per week aan mijn onderzoek kan wijden.’