-
10 januari
- Talentgericht
-
Talentgericht onderwijs
Annemieke de Vries: ‘Coachen is leuker dan college geven’

Talentgericht en coachend onderwijs: het zou elders ook wel eens kunnen aanslaan, vermoedt Annemieke. Maar first things first. Annemieke werkt in Den Bosch, waar zij en haar collega’s pedagogen opleiden die gaan werken bij bijvoorbeeld een welzijnsorganisatie, een wijkteam, een ziekenhuis, een school of een kinderdagverblijf.
Oude onderwijs
Pedagogie besloot het onderwijs anders te organiseren omdat het beroep van pedagoog en wat van pedagogen wordt gevraagd is veranderd. Annemieke: ‘Het oude onderwijs, het zogenaamde leerlijnencurriculum, had vaste onderdelen zoals hoorcolleges, werkcolleges en vaardighedentrainingen. Na tien weken moest je als student laten zien dat je de stof beheerste. Zeg maar leren om een tentamen te halen.’
Het nieuwe ‘leergroepcurriculum’ doet volgens Annemieke veel meer een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van studenten. ‘Pedagoog word je niet door een boek te bestuderen. Je leert het vak in de praktijk. Daarom hebben we de hoor- en werkcolleges afgeschaft en de praktijk veel nadrukkelijker in ons onderwijs verweven. De studenten maken hun programma nu grotendeels zelf. Ze bepalen zelf hun opdrachten en vragen feedback op hun ‘individuele werkplek’ – wat we vroeger ‘stage’ noemden. Uiteraard verwachten we wel een bepaalde kennisbasis van de studenten; ze werken aan bekwaamheden die gebaseerd zijn op het landelijk opleidingskader.’

Talentgericht onderwijs is volgens Annemieke een constante stroom van feedback en ‘assessment as learning’. ‘Toetsen terwijl je leert. Bijkomend voordeel is dat dit systeem rust geeft. De coach én de student weten op elk moment gedurende het semester of de student aan het eind zijn studiepunten krijgt, want hij neemt zijn coach mee in het ontwikkelingsproces.’
Vragen uit de praktijk
De nieuwsgierigheid van de pedagogen-in-opleiding leidt soms tot vragen, zogenaamde pedagogische kwesties, waar niemand het antwoord op heeft. ‘Ook het werkveld niet. Met andere woorden: onze studenten zijn bezig met de praktijkvragen, samen met het werkveld. Op die manier verkrijgen de studenten relevante kennis, gevoed door de praktijk.’
Als er geen hoorcolleges meer zijn, hoe vergaren de studenten dan de benodigde theoretische kennis? Annemieke: ‘De studenten moeten voldoen aan bekwaamheden zoals: "Ik voel opvoeders aan in hun systeem, context, leefsituatie en speel er diversiteitsensitief op in." Als ze dat lezen moeten ze weten wat we verstaan onder systeem, context en diversiteitsensitiviteit. Vervolgens gaan ze op zoek naar literatuur of naar iemand die daar iets over kan vertellen. Met bewijsstukken moeten ze kwaliteit laten zien, bijvoorbeeld in de vorm van feedback door een expert.’
Persoonlijker onderwijs
Zelf vindt Annemieke coachen veel leuker dan college geven. ‘Voorheen gingen studenten naar stages en waren ze bezig beroepstaken te behalen. Wat ze leerden, was al voor hen bepaald. Op dit moment gaan studenten naar hun individuele werkplek (voorheen stage) en daar bekijken en bepalen ze zelf wat ze willen leren, passend bij de bekwaamheden. Nog een verschil: vroeger gaf ik hoorcollege aan zo’n honderd studenten. Nu coach ik er negentien. Die ken ik allemaal bij naam. Ook ken ik de studenten uit de andere groepen. Het onderwijs is daardoor veel persoonlijker geworden.’
Talentgericht onderwijs leidt volgens Annemieke niet tot betere pedagogen. ‘Wel tot andere pedagogen. Pedagogen die passen in deze tijd. Die assertief zijn, verantwoordelijkheid nemen en voor zichzelf kunnen durven opkomen. Zelf heb ik pas geleerd feedback te geven aan collega’s toen ik ging werken. Onze studenten geven nú al stevige feedback aan elkaar als ze vinden dat een van hen er de kantjes van af loopt. Ze hebben zelfkennis. We zien ze voor onze ogen ontpoppen.’
Wie talentgericht onderwijs geeft moet durven vertrouwen, weet Annemieke uit ervaring. ‘Als een project in het begin niet vlot, heb je als docent – ik bedoel: als coach – de neiging om bij te sturen. Daar moet je terughoudend in zijn. Je moet het soms even laten gebeuren. Vaak ziet de groep zelf op enig moment wel in dat het over een andere boeg moet. Het is belangrijk dat ze zelf tot dat inzicht komen.’